
Alkmaar in Suriname
13 december 2022 skrulDe tentoonstelling 'Plantage Alkmaar' in het Stedelijk Museum Alkmaar belicht de relatie tussen de stad en de slavernijgeschiedenis en specifiek het verhaal van plantage Alkmaar in Suriname, een weinig bekend en nauwelijks onderzocht thema uit de Alkmaarse geschiedenis. Er worden gereedschappen, archiefstukken, kaarten en kunstwerken getoond. Bijzonder is een serie waterverftekeningen van plantage Alkmaar en omgeving, gemaakt door plantage-eigenaar Louise van Panhuys in de periode 1811-1816.
Net als andere steden in de Republiek was Alkmaar vanaf de 17de eeuw betrokken bij slavernij en slavenhandel. Zo namen Alkmaarse burgemeesters deel aan het bestuur van de West- en Oost-Indische Compagnie, waren Alkmaarders aanwezig bij de veroveringen in Afrika, Amerika en Azië en voeren er in de West- en Oost-Indische wateren schepen met de naam Alkmaar. Natuurlijk werden ook in Alkmaar de producten van de plantages verhandeld, zoals suiker, koffie en cacao. In de 18de eeuw werd er een suikerraffinaderij opgericht, waar suikerriet uit onder meer Suriname werd geraffineerd. Het verhaal van de Alkmaarse slavernijgeschiedenis zal worden verteld aan de hand van schilderijen, archiefstukken, kaarten en bijzondere objecten.

In 1745 werd aan de Commewijnerivier in Suriname plantage Alkmaar opgericht. De plantage zou uitgroeien tot één van de grootste suikerplantages in Suriname. Na sluiting van de plantage bleef Alkmaar voortbestaan als een dorp, met nu zo’n 6.000 inwoners. Het tweede en belangrijkste deel van de tentoonstelling zal over deze suikerplantage gaan.
In 1745 kocht de Alkmaarder Jacobus Hengevelt (1696-1746) een groot stuk land aan de Commewijnerivier in Suriname. Hengevelt woonde al enkele tientallen jaren in Suriname, waar hij, net als zijn vader in Alkmaar, landmeter en kaartmaker was. Nog voordat de plantage in bedrijf ging, stierf Hengevelt, maar de naam Alkmaar bleef. Zijn weduwe Catharina de Lies hertrouwde in 1747 met Charles Godefroy (1704-1773), die beschouwd wordt als stichter van plantage Alkmaar.

Plantage Alkmaar, in de volksmond Goedoefrou genoemd, was één van de grootste in zijn soort: waar op een gegeven moment meer dan 600 tot slaafgemaakte mensen te werk werden gesteld. Eerst werd er koffie verbouwd, na de introductie van de stoommachine ging men over op suiker. Toen de slavernij in 1863 werd afgeschaft woonden er 445 slaafgemaakten op de plantage (ter vergelijking: op buurplantage Zorgvliet waren dat er 77). Deze mensen moesten nog 10 jaar op de plantage werken, waarna contractarbeiders uit India het werk overnamen.

Plantage Alkmaar heeft verschillende eigenaren gehad. In 1811 kocht Willem Benjamin van Panhuys (1764-1816) de plantage. Zijn echtgenote Louise van Panhuys maakte in de vijf jaar dat zij in Suriname woonde (1811-1816) ongeveer tachtig grote waterverftekeningen: van de gewassen die verbouwd werden tot de mensen in haar omgeving en van de plantages in de buurt tot de hoofdstad Paramaribo. Twintig daarvan zullen in de tentoonstelling te zien zijn.
Het verhaal van plantage Alkmaar wordt verteld aan de hand van persoonlijke verhalen en verschillende perspectieven, waaronder de slaafgemaakte Joanna, een van de ‘beroemdste’ slaafgemaakte vrouwen van Suriname – de geliefde van de Schots-Nederlandse soldaat John Gabriel Stedman (1744-1797). Stedman was één van de eersten die een omvangrijke beschrijving van Suriname publiceerde. Toen John terugkeerde naar Nederland in 1777 liet hij Joanna en hun zoontje Johnny achter op plantage Alkmaar, bij een vriendin, Elisabeth Danforth, de toenmalige eigenares van de plantage. Tot haar dood in 1782 woonde Joanna in een huisje op de plantage.
Plantage Alkmaar is te zien tot en met 19 maart 2023.
Stedelijk Museum Alkmaar, Canadaplein 1, 1811 KE Alkmaar, 072-5489789
www.stedelijkmuseumalkmaar.nl
Openingsbeeld: Louise van Panhuys, Grote boom aan de Commewijne met zicht op plantage Alkmaar, 1812 (Universitätsbibliothek Johann Christian Senckenberg, Frankfurt am Main)
‹ Terug