
Mariniers vegen Dam schoon
26 juli 2012 [412] Olivier KeunOp 25 augustus 1970 verjoeg een groep mariniers eigenmachtig hippies die dag en nacht rond het Monument op de Dam verbleven. De actie zorgde voor grote beroering: waren de mariniers die op deze manier orde en gezag probeerden te herstellen helden of hufters?
Helden of hufters?
Archiefmateriaal dat sinds kort in het Nationaal Archief beschikbaar is, geeft meer inzicht in de gebeurtenissen en de nasleep.Om boven tafel te krijgen wat er op die bewuste avond gebeurde, werden de betrokken mariniers meteen naar een verklaring gevraagd. Dat gold bijvoorbeeld ook voor de Tweede Divisie van de Koninklijke Marechaussee uit Den Helder. De processen-verbaal geven een mooi inzicht in de gebeurtenissen in Amsterdam.
Op dinsdagmorgen 25 augustus besprak een groep matrozen in de kantine aan boord van de Hr. Ms. Tjerk Hiddes te Den Helder de relletjes die op de Dam in Amsterdam hadden plaatsgevonden. Die ongeregeldheden waren het gevolg van het slaapverbod dat de Amsterdamse burgemeester Samkalden op 23 augustus had ingesteld. ‘Wij besloten daar iets aan te doen’, verklaarde een van de mariniers. Ze wilden net zo optreden als de marine op het Centraal Station in Amsterdam in 1967. Een van de matrozen was ook bij die actie aanwezig geweest, die toen was bedoeld om de ‘nozems’ die het station als hangplek gebruikten te verjagen.
Ze besloten samen naar Amsterdam af te reizen ‘en aldaar de politie bij te staan, indien zulks nodig mocht zijn’. Ze hadden namelijk uit de reportages op radio en televisie de indruk gekregen dat de politie machteloos stond.
De mariniers vertrokken na hun gewone werkdag met de trein van 17.15 uur uit Den Helder. De matrozen spraken af om geüniformeerd te reizen: ‘waarbij van de gedachte werd uitgegaan, dat de politie uit hoofde van ons militair zijn om assistentie zou vragen’. Aanvankelijk viel de opkomst in Amsterdam tegen en leek de actie een stille dood te sterven. Maar even later meldde zich ook een groep vastberaden mariniers uit Doorn. Die namen direct het voortouw en in een bliksemactie verdreven de mariniers eigenmachtig de zogeheten ‘Damslapers’ van de Dam. Om 22.15 uur was de groep mariniers weer terug in Den Helder.
Afkeuring
Rond half 10 in de avond van die 25ste augustus stuurden de commandant der Zeemacht Nederland en de commandant van het Korps Mariniers gezamenlijk een urgent bericht uit aan alle commandanten van schepen en inrichtingen die onder hun bevel stonden. De beide commandanten veroordeelden het optreden: ‘het verdient scherpe afkeuring dat marinepersoneel op deze wijze het recht in eigen hand neemt.’ Alle scheeps- en marinebasiscommandanten kregen de opdracht een diepgaand onderzoek in te stellen naar de activiteiten van hun manschappen en daarover per direct te rapporteren. Ook dienden maatregelen te worden genomen om herhaling te voorkomen.
Het feitenonderzoek nam enige tijd in beslag. Eerst moest uiteraard duidelijk zijn welke mariniers precies aan de actie hadden deelgenomen. Daarna moest boven water komen wat zij hadden gedaan. De laatste stap was dan het eventueel uitspreken van een straf. Het hele traject werd door voor- en tegenstanders met argusogen gevolgd. Uiteindelijk duurde het ongeveer drie maanden.
Op 24 november 1970 berichtte de viceadmiraal van de Koninklijke Marine aan de bevelhebber der Zeestrijdkrachten: ‘Na ampele overwegingen heb ik beslist tot het seponeren van de in dit optreden besloten liggende strafbare feiten.’ Wel dienen ‘de daarmee verband houdende onkrijgstuchtige gedragingen’ aan de krijgstucht te worden getoetst. Ook zal ‘tegen een vijftal schepelingen ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat zij zich bovendien schuldig hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging met verenigde krachten tegen personen of goederen, met name een auto welke werd beschadigd’ strafvervolging worden ingesteld.
Maar ook bijval
Niet iedereen wees de actie af. Van diverse kanten kwamen ook instemming en lovende woorden. De telexberichten die de commandant van de marine in Den Haag ontving, getuigen daarvan.
‘Proficiat met het bezit van zulke jongens. Was mijn zoon maar een van hen. Verzoeke uiterste clementie en begrip’, schreef een inwoner van Bilthoven.
Ook een Nederlander die in Frankrijk woonde stuurde een instemmend bericht: ‘Zij hebben de hele wereld getoond dat Nederland ook nog een jeugd heeft die de nagedachtenis van honderdduizenden landgenoten niet laat bezoedelen door een stelletje schorem.’ Om zijn verhaal nog meer kracht bij te zetten, stuurde deze man ook een bericht naar de minister-president: ‘Excellentie ik pleit voor straffeloosheid van deze marinemannen omdat zij gedaan hebben waar ik althans niet het lef voor had. Het minste wat ik daarom kan doen is het openlijk voor ze opnemen en daaraan geef ik bij deze uitvoering’.
De vergadering van de Leidse studentenvereniging SSR gaf eveneens uiting aan haar instemming en bewondering voor het optreden van de mariniers in Amsterdam. Het is duidelijk: de actie van de mariniers liet weinig Nederlanders onberoerd. Die beroering heeft er ook voor gezorgd dat het incident tot op de dag van vandaag voortleeft in de herinnering, als schrikbeeld of als lichtend voorbeeld.
(Arjan Poelwijk)
‹ Terug